Ode aan Renate Dorrestein 1954-2018

9 mei, 2018

 

Eten met Renate 

Ik zie haar nog binnen komen die eerste keer. Rood jasje aan, haar als altijd pittig kort geknipt en meteen een originele openingszin: ‘Er valt met zo’n gruweldieet toch helemaal niets aan te vangen?  Wat moet een mens zonder kersenbonbon?’ Ik had haar uitgenodigd bij mij te komen eten omdat we allebei – zoals ze het zelf zei – ‘onder dezelfde knoet leefden’. Het werden leuke etentjes waarbij ik een heel arsenaal aan recepten uitprobeerde en zij mijn dankbare proefkonijn was. Lyrisch kon ze zijn en blij dat ze niet zelf in de keuken een maaltijd in elkaar hoefde te rommelen. Want ze had veel kwaliteiten, maar koken hoorde daar niet bij – beweerde ze altijd. Ja stamppotten, daar was ze een kei in.

 

ME

Het anticandida-dieet was voor haar dan ook bepaald geen vrolijke aangelegenheid. Toch was dat het regime waar ze zich langere tijd aan moest houden vanwege haar ziekte ME (ook wel het Chronisch Vermoeidheid Syndroom genoemd). Gelukkig deed het dieet haar snel goed, anders was het een zware dobber geworden. Over haar ziekte ME schreef ze het boek Heden ik (1993). Hiermee brak ze een lans voor alle medepatiënten die door de meeste artsen niet serieus werden genomen. Zoals ze graag een lans brak voor allerlei andere zaken als dat in haar ogen nodig was. Veel mensen zullen haar daar dankbaar voor zijn geweest.

 

Bewondering

Nu ze er niet meer is en ik aan de tijd met onze etentjes terugdenk, bewonder ik haar om wie zij was. Ze was origineel in haar denken, klom op de barricaden, had geweldige humor, volgde haar eigen pad en last but not least: ze schreef prachtig luchtige boeken over zware onderwerpen. Een inspirerende vrouw.

 

Voorwoord

Ze schreef een prachtig en heel geestig voorwoord in mijn (1e) kookboek, voor mensen met ME, candida en hypoglykemie Het Heden Ik Kookboek

(ja, vernoemd naar haar boek Heden Ik) – dat ik nu bijna 25 jaar later nog steeds met veel plezier teruglees. Een prettig idee dat haar boeken nog steeds te koop zijn bij de boekhandel. Zo blijft Renate door haar woorden nog levend.

Hieronder het voorwoord dat zij in 1994 schreef:

 

Ik weet nog precies wanneer ik voor het laatst een stukje stokbrood at, net zoals veel ex-rokers de exacte datum van hun laatste sigaret voor de eeuwigheid in hun geheugen hebben staan: op 30 april 1992, rond de klok van halfnegen. Het was buitengewoon smakelijk stokbrood, mals en luchtig binnenwerk en voorzien van zo’n korst die op raadselachtige wijze even knapperig als veerkrachtig was. Erbij at ik zalmpaté op een bedje van roommousse, begeleid door een soepel wit wijntje, gevolgd door een terrine van drie kaassoorten met een mangosaus, waarbij een flesje rood. Koffie, koekjes, bonbons en twee cognacjes ter afronding.

Het was mijn laatste maal als normaal mens, dus het mocht wel een beetje somptueus zijn. De volgende dag zou ik op doktersvoorschrift beginnen aan een dieet dat eenvoudig te gruwelijk voor woorden leek. Bij voorbaat voelde ik me al in mijn levensvreugde en in de kwaliteit van mijn bestaan aangetast. Niet dat ik bijzonder veel levensvreugde bezat of dat mijn bestaan erg hoogwaardig van kwaliteit was. Daarvoor was ik al veel te lang ernstig ziek. Maar om nu nog meer beperkingen opgelegd te krijgen en mijn stut en steun, de kersenbonbon, te moeten opgeven – ik kon er wel om huilen.

Alleen had ik weinig keuze. Zoals bij veel ME-patiënten waren ook bij mij een fikse candida-infectie, een ontregelde suikerhuishouding en tal van voedselallergieën vastgesteld: aandoeningen die alleen uit te roeien zijn met behulp van zeer strenge diëtaire spelregels.

Grimmig zette ik mij op 1 mei dus aan mijn nieuwe regime. Lang was de lijst met verboden voedingsmiddelen. Zeer lang. Hoe kon een mens daaruit ooit een gevarieerd menu samenstellen? Ik was altijd een goede stamppotkokkin geweest, maar verder dan dat hadden mijn ambities in de keuken nooit gereikt en dat brak me nu lelijk op. Dag in dag uit wist ik niets beters te verzinnen dan maar weer rijst of boekweit met wat groente, totdat ik er scheel van zag.

Ofschoon ik al snel behoorlijk opknapte van mijn dieet, denk ik niet dat ik het lang op eigen kracht had volgehouden, zo verpletterend saai was het. Halverwege het leegeten van mijn zoveelste rijstveld en mijn zoveelste akker prei zou ik het zeker hebben opgegeven als Anne Marie Reuzenaar niet op mijn pad was gekomen. Voor iemand die al jaren onder dezelfde knoet leefde als ik, was ze opmerkelijk opgewekt. ‘Hoezo moeilijk vol te houden?’ vroeg ze toen ik klaagde over ons gezamenlijke lot. ‘Kom eens bij me eten,’ zei ze.

De eerste keer dat ik bij haar aan tafel zat, vergeet ik nooit meer. Mijn smaakpapillen jubelden van de soep tot en met het toetje. Het was niet te geloven. Dit was geen futloos surrogaatvoedsel, dit was geen namaakmaaltijd voor zielenpieten, dit was gewoon ronduit feesteten, dit was wat ik de rest van mijn leven, ziek of gezond, elke dag wel wilde. Het enige probleem leek me dat je hiervoor moest kunnen kóken.

Vaak schreef ik, na bij Anne Marie gegeten te hebben, vreemde zinnen in mijn agenda, zoals: ‘Verhit twee kopjes appelsap, maar breng ze niet aan de kook.’ Als ik dat de volgende dag teruglas, kon ik me al bijna niet meer voorstellen dat die kopjes appelsap de basis waren geweest van de lactosevrije kaasfondue waarvan ik zo had gesmuld. Geheimzinnig bedrijf, die keuken.

‘Schrijf jíj het nou eens op,’ zei ik op een dag getergd. Dat deed ze prompt. De recepten die Anne Marie Reuzenaar de afgelopen jaren al experimenterend in haar eigen keuken heeft ontwikkeld, zitten vol eigenaardige wendingen (pittige sauzen van suikervrije jam en geitenkwark, bijvoorbeeld), die door een gewone burgeres met louter gevoel voor stamppot niet snel waren bedacht. De schoonheid ervan is voor een deel hun gedurfdheid, maar bovenal het feit dat ze thans eindelijk te boek zijn gesteld: zelfs met zulke minimale culinaire handigheden als de mijne kan iedereen die aan ME, candida, hypoglykemie of voedselallergieën lijdt nu lekkerder eten dan de rest van Nederland.

Het Heden ik kookboek is een combinatie van formidabele inventiviteit, grote warenkennis en de stoutste culinaire dromen. Een onmisbaar boek.

 

Dank, lieve Renate, ik zal je missen.